In dit opleidingsonderdeel worden volgende opleidingsdoelen gerealiseerd:
D1: De student communiceert op heldere, authentieke en professionele wijze met anderen, zowel verbaal als non-verbaal. (GI 3.2)
D2: De student duidt communicatie aan als een circulair proces, waarin de eigen binnen- en buitenwereld betrokken is. (GI 3.4)
D3: De student is zich ervan bewust dat de communicatie met zichzelf minstens even belangrijk is als de communicatie met anderen.(GI 3.4)
D4: De student verduidelijkt dat alle communicatie, ook het niet-communiceren, een boodschap en betekenis heeft. (GI 3.1)
D5: De student stelt zich open en empathisch op in contact met anderen. (GI 2.1)
D6: De student luistert actief naar de noden en behoeften van zichzelf en van anderen en toont een actieve betrokkenheid in het communicatieproces. (GI 2.2, 12.3)
D7: De student stemt zijn/haar/hen communicatie af op anderen en op verscheidene contexten.(GI 3.1)
D8: De student is zich in de communicatie met anderen bewust van het eigen referentiekader en van de eigen standpunten. (GI 1.5, 3.3, 4.3)
D9: De student is zich meteen ook bewust van het referentiekader en de uitgangspunten van anderen en houdt hiermee rekening. (GI 1.5, 3.4, 4.3)
D10: De student benoemt in de eigen communicatie zijn/haar/hen sterktes, aandachtspunten en gevoeligheden en identificeert de sterktes, aandachtspunten en gevoeligheden van anderen. (GI 13.2)
D11: De student stuurt de eigen communicatie op basis hiervan bij en formuleert actiepunten ter verbetering/versterking. (GI 13.3)
D12: De student gaat op constructieve wijze om met het ontvangen en geven van feedback. (GI 13.1)
D13: De student onderscheidt verscheidene communicatievormen/communicatiemedia waarlangs de communicatie verloopt, naast de klassieke gespreksvormen. (GI 3.1, 3.4)
D14: De student duidt aan wat essentieel is in de professionele communicatie als sociaal werker. (GI 3.2, 3.4)
D15: De student legt uit waarom en in welke context de sociaal werker bepaalde communicatievormen kan/mag inzetten. (GI 3.4, 5.2, 5.3)