De student krijgt zicht op het economische belang en de juridische omkadering van het Belgische en internationale bank- en verzekeringswezen en verwerft kennis op het vlak van de verschillende betaalmiddelen, kredietvormen, beleggingsproducten en verzekeringsproducten.
Vanuit de actualiteit worden de nieuwste evoluties binnen de financiële wereld besproken en gekoppeld aan het werkveld van de boekhouder.

De student:

D1: kent het economisch belang en de juridische omkadering van het Belgisch en internationaal bank- en verzekeringswezen op vlak van de verschillende betaalmiddelen, krediet- en verzekeringsvormen en beleggingsproducten. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.4, GI 11.3)
D2: kent het ontstaan, de ontwikkeling en de functies van de diverse krediet- en verzekeringsinstellingen in België. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.4, GI 11.3)
D3: kent de diverse betaalmiddelen en de juridische implicaties van hun gebruik. (GI 2.2)
D4: kan betaalmiddelen gebruiken zowel privé als professioneel. (GI 2.2)
D5: begrijpt de diverse krediet- en verzekeringsvormen. (GI 2.6, GI 9.4)
D6: begrijpt de basisbegrippen uit de werking van de financiële wereld. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.1, GI 9.4, GI 11.3)
D7: krijgt inzicht in het financieel-economische gebeuren. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.1, GI 9.4, GI 11.3)
D8: kan het begrip kredietinstelling en verzekeringsinstelling situeren, de hoofdkenmerken van het actuele bank- en verzekeringswezen opsommen, en de financiële instellingen indelen volgens hun voornaamste bedrijvigheid. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.4, GI 11.3)
D9: begrijpt de wettelijke regeling van en het toezicht op het Belgische bank- en verzekeringswezen. (GI 2.2, GI 2.6, GI 9.4, GI 11.3)
D10: kent de verschillende kredietbronnen en kan ze adviseren aan een klant van een boekhoudkantoor. (GI 2.6, GI 9.1)
D11: kent het begrip en de oorsprong van giraal geld en ook de gebruiksmogelijkheden ervan. (GI 2.2)
D12: herkent de verschillende krediet- en verzekeringsvormen en kan voor een specifiek geval de meest aangewezen krediet- of verzekeringsvorm adviseren. (GI 2.6, GI 9.4)
D13: kan de karakteristieken van diverse beleggingsvormen benoemen en uitleggen aan een klant. (GI 9.4)
D14: kan beleggingsvormen met elkaar vergelijken op het vlak van beschikbaarheid, rentabiliteit, fiscaliteit en risico. (GI 9.4)
D15: herkent en begrijpt de hedendaagse evoluties in de financiële wereld. (GI 11.3)
De student realiseert integraal de gedragsindicator GI 9.4.

Studiemateriaal op het leerplatform.

Tijdens en na de les, na afspraak en via het elektronisch leerplatform.

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

0.30